Verbale vaardigheden zijn echter lang niet altijd een goede voorspeller van genialiteit: men dacht aanvankelijk dat Einstein zwakbegaafd was omdat hij nog nauwelijks kon praten toen hij drie jaar oud was. En soms maken hoogbegaafden juist sprongen in hun ontwikkeling; het blijft lang stil, maar dan opeens kunnen ze het, zonder te hebben geoefend zoals anderen.
Begaafde kinderen gaan sneller vooruit dan andere kinderen. Ze leren ook anders. Vaak leren ze zichzelf dingen aan, ze vinden zelf regels uit en bedenken nieuwe, creatieve manieren om problemen op te lossen. Eleonoor van Gerven, hoofdredacteur van het tijdschrift Talent, geeft scholen advies in het omgaan met hoogbegaafde kinderen. ‘Leren is voor hoogbegaafde kinderen hetzelfde als het al kunnen, maar het toevallig nog nooit eerder gedaan hebben. Alles wat deze kinderen aanraken, verandert in goud. Ze zouden in principe overal goed in kunnen worden.’
Uitzonderlijk begaafde kinderen lopen ook motorisch gezien voor op hun leeftijdsgenootjes. Lopen, staan, fijne motoriek: begaafde kinderen zijn er allemaal eerder mee en beter in. Een extreem voorbeeld is Emma. Ze begon – op eigen aandringen – met paardrijlessen toen ze 14 maanden was. Vier maanden later won ze de tweede prijs in een wedstrijd tegen kinderen tussen de drie en zeven jaar oud.
Begaafde kinderen zijn snel van begrip, hebben vaak een goed gevoel voor humor, een onstilbare nieuwsgierigheid en daarbij behorend explorerend gedrag (zoals experimenteren en vragen stellen). Ook hebben ze een uitzonderlijk goed geheugen. Zo kende het schaakwondertje Magnus Carlsen op zijn vijfde bijvoorbeeld van alle landen de oppervlaktes, inwoneraantallen, vlaggen en hoofdsteden uit zijn hoofd.
Er zijn begaafde kinderen die op heel veel terreinen vroegrijp zijn, maar hun ‘voorlijkheid’ kan zich ook op een specifiek domein openbaren, aldus Ellen Winner. Zoals bij Jennifer Capriati, die al als 14-jarige in de halve finale van Roland Garros stond.
Succesfactoren
De Canadese onderzoeker Françoys Gagné bedacht een model dat de ontwikkeling van supertalentjes in kaart brengt. Alles begint volgens Gagné met de aangeboren mogelijkheden van een kind. Maar of een talentje daadwerkelijk uitgroeit tot een wonderkind, wordt bepaald door andere eigenschappen: motivatie, doorzettingsvermogen, concentratievermogen en doelbewustheid. De persoonlijkheid van het kind is heel belangrijk. Kan het zich makkelijk aanpassen, heeft het zelfvertrouwen, zijn er psychische problemen die een talent in de weg staan of juist faciliteren? Lichamelijke handicaps?
Naast allerlei persoonlijke eigenschappen is ook een flinke portie geluk van belang, stelt Françoys Gagné. Al is het maar het geluk op te groeien in een milieu dat stimuleert: een muzikaal genie zal zijn talent moeilijk kunnen ontplooien als het nooit een instrument in handen krijgt, omdat daar geen geld voor is. En soms zijn toevallige gebeurtenissen en ontmoetingen heel bepalend in het ontwikkelingsproces. De gouden combinatie van aangeboren talent, persoonlijkheid, motivatie, de juiste omstandigheden en hier en daar wat geluk, maakt dat een jong talentje kan uitgroeien tot een wonderkind.
Met uitzonderlijk getalenteerde kinderen is toch meestal ook wel iets mis, wil het vooroordeel. Klopt dat? De eerste uitgebreide studie naar begaafdheid werd gedaan door de Amerikaanse psycholoog Lewis Terman. Hij rekruteerde in 1921 vijftienhonderd jonge kinderen met een gemiddeld iq van 151 en volgde ze door de jaren heen. In 1996 werden de laatste vragenlijsten verstuurd, die nog door 264 mensen werden teruggestuurd. Een van de opvallendste resultaten uit dit levenswerk is dat hoogbegaafde kinderen niet alleen buitengewoon intelligent zijn, maar ook lichamelijk en sociaal zeer goed ontwikkeld. Het vooroordeel dat superslimme kinderen op andere terreinen achterlopen, klopt dus niet.
Lianne Hoogeveen van het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek: ‘De groep hoogbegaafden met een andere stoornis, zoals adhd of autisme, is klein. Kinderen die cognitief hoogbegaafd zijn, zijn meestal ook sociaal hoogbegaafd.
Begaafde kinderen zijn wel afwijkend van de norm. Ze hebben een andere manier van reageren doordat ze voorlopen. Een normale kleuter pakt iets af van een ander kind, een hoogbegaafde kleuter vraagt: “Mag ik over vijf minuten?— Dat wordt dus niet begrepen. Een kleuter die boeken leest waar zijn leeftijdsgenoten pas jaren later aan toe zijn, krijgt een andere belevingswereld. Omdat ze geen aansluiting vinden bij andere kinderen, kunnen ze zich gaan terugtrekken.
Jongetjes worden uit frustratie vaak lastig voor hun omgeving, meisjes maken het zichzelf lastig: ze proberen zich aan te passen, trekken zich terug en worden ongelukkig. Gedrag dat de omgeving interpreteert als autistisch of asociaal, kan in werkelijkheid voortkomen uit verveling en zich onbegrepen voelen.’
Het wonderkind als volwassene
Begaafdheid als kind biedt geen garantie op succes in het latere leven. De meeste proefpersonen uit het onderzoek van Terman werden gerespecteerde professionals, maar er zat niet één creatief genie tussen. Psychologen ontdekten dat maatschappelijk succes niet werd bepaald door de hoeveelheid talent, maar in veel sterkere mate door motivatie, zelfvertrouwen, doorzettingsvermogen en de steun van school en ouders.
Veel begaafde kinderen komen in een crisis in hun puberteit. Als jongvolwassenen moeten ze de stap zetten van technische perfectie naar creativiteit. Alleen wonderkinderen die zichzelf kunnen vernieuwen, zullen hun status kunnen behouden als ze volwassen zijn, zegt deskundige Ellen Winner. Een kind dat Mozart net zo goed speelt als haar leraar, roept verbazing en bewondering op. Maar als dit kind op zijn twintigste niets nieuws heeft toegevoegd – geen dieper begrip laat zien of nieuwe interpretatie kan geven – dan verliezen we onze interesse.
De vaardigheid van een wonderkind is namelijk niet dezelfde als die van een creatief genie. Een extreem begaafd kind krijgt supersnel en gemakkelijk een terrein onder de knie. Maar een schepper is iemand die het terrein verandert. Uit een onderzoek naar zeven creatieve genieën bleek dat een bepaalde spanning nodig is om boven de wonderkindstatus uit te groeien. Een genie is rusteloos, rebels en niet tevreden met de status-quo. Hij bezit talent dat net iets afwijkt van wat er maatschappelijk gewaardeerd wordt. Mozart deed als wonderkind precies wat het establishment prachtig vond, maar omdat hij later stukken componeerde die conventies doorbraken en die men destijds schokkend vond, vinden wij hem een genie.
Creatieve genieën hebben vaker dan gemiddeld een ongelukkige jeugd gehad. Emotionele problemen in het gezin, financiële problemen en tragische gebeurtenissen komen vaker voor bij zowel wetenschappelijke als literaire en kunstzinnige toppers. Begaafde leiders en beroemde ‘scheppers’ verloren bijvoorbeeld opvallend vaak een of beide ouders toen ze nog jong waren. Hoewel begaafdheid dus juist eerder voorkomt in stabiele gezinnen en hogere sociale klassen, lijkt genialiteit, met name in creatieve beroepen, juist gestimuleerd door een minder gelukkige achtergrond.
Dat kan een aantal redenen hebben. Traumatische gebeurtenissen kunnen ervoor zorgen dat kinderen minder geneigd zijn ‘standaard’ te denken, en zich te conformeren aan sociale normen en verwachtingen. Ten tweede zou het bereiken van roem, status en rijkdom een middel kunnen zijn om de emotionele littekens te compenseren. En ten derde zouden traumatische ervaringen het kind kunnen harden en daardoor bestand maken tegen tegenslagen en teleurstellingen. Een kind dat gewend is met nare situaties om te gaan, blijft misschien een vechter.
En juist doorzettingsvermogen bepaalt of een supertalentje als volwassene de top zal bereiken. Er zijn vele verhalen van superslimme kindjes die op de middelbare school of op de universiteit opeens niets meer presteren. Lianne Hoogeveen van het Centrum voor begaafdheidsonderzoek: ‘Een begaafd kind is gewend dat alles vanzelf gaat. Maar als je nog nooit Frans hebt gehoord, dan kun je geen Frans. Er komt een punt dat ook een hoogbegaafd kind iets moet doen.’ Onderwijsadviseur Van Gerven: ‘Als je altijd beneden je niveau hebt moeten presteren, neemt de motivatie af. Hoogbegaafde kinderen worden heel vaak gedwongen op hun hurken te lopen. Dan kunnen ze eindelijk naar de universiteit, en denken: “Nu gaat het gebeuren,— en dan zien ze tijdens het college dat de professor de stof zelf niet eens goed heeft begrepen. Die permanente teleurstelling maakt dat zeer getalenteerde mensen soms helemaal afhaken.’
Volgens Van Gerven kiezen veel begaafde kinderen er zelf voor om – soms tijdelijk – een stap terug te doen. ‘In de puberteit worden andere dingen ook belangrijk. Als je altijd voorloopt, loop je ook veel alleen. Veel kinderen kiezen er op een gegeven moment voor om wat minder hard te lopen, maar daardoor ook minder alleen te lopen.’
Floor Sietsma (13) uit Amstelveen is de jongste Nederlandse studente in de geschiedenis. Ze begon op haar twaalfde met wiskunde én informatica aan de Universiteit van Amsterdam. Op school was ze diep ongelukkig: ze verveelde zich ‘kapot’ en ze werd gepest. Floor is licht autistisch. Spelen met andere kinderen vind ze ‘echt stom’. Op de universiteit is ze eindelijk op haar plek. Haar IQ ligt boven de 156 (hoger gaan de Europese tests niet). Als ze op haar zestiende twee studies heeft afgerond, wil ze misschien eerst op wereldreis. ‘Lekker op vakantie met een hele berg wiskundepuzzels.’
Remy van Kesteren (15) begon op zijn zesde met harpspelen. Op zijn tiende werd hij aangenomen op de jong talent-afdeling van het Utrechtse conservatorium. Hij won diverse prijzen, en speelde in de New Yorkse Carnegie Hall en bij de doop van prinses Amalia. Nu zit hij in de vierde klas van het gymnasium.
Hoe ben je begonnen?
‘Toen ik vijf was, werd ik verliefd op de klank en de vorm van de harp. Ik wist meteen dat dat was wat ik wilde. Toen ik uitgeleerd was op de muziekschool, heeft mijn docente me doorgestuurd naar het conservatorium.’
Wanneer besefte je dat je een groot talent hebt?
‘Talent, talent… Ik vind niet dat ik een groot talent heb. Ik heb het geluk dat het wel goed gaat. Maar ik heb niet het idee dat ik geniaal ben of zo.’
Heb je nog andere talenten?
‘Nou ja, talenten, ik doe wel veel naast school. Ik organiseer feesten, schrijf voor de schoolkrant, doe leerlingbegeleiding. Ik deed ook stijldansen en capoeira, dat ging ook allemaal wel goed. O ja, en ik ben samen met een vriend bezig met een boek. Over het communisme. Het is wel wat complex hoor, het gaat heel ver.’
Hoe zie je de toekomst?
‘Een heel goede Russische harpiste zei laatst tegen me dat het erg mooi was wat ik deed. Dat ik zeg maar gebakken zou zitten… als ik wat minder lui zou zijn. Dat was echt een omslag. Ik studeer nu drie uur per dag. Ik wil er echt mijn toekomst van maken.’
www.psychologiemagazine.nl